Chronische nierschade (CNS), gekenmerkt door een verminderde nierfunctie (glomerulaire filtratiesnelheid (eGFR) <60 ml/min/1.73m2) is een veel voorkomende co-morbiditeit in patiënten met hartfalen met een verminderde ejectiefractie (HFrEF). De aanwezigheid van CNS is geassocieerd met een ergere mate van hartfalen en verhoogd sterk het risico op slechtere cardiovasculaire uitkomsten.
CNS beïnvloedt het besluit om te starten, verhogen of stoppen van mogelijk levensreddende hartfalenmedicatie. Omdat in eerdere belangrijke klinische hartfalenstudies patiënten met een slechtere nierfunctie behorend tot CNS stage G4 (eGFR 15 – 29 ml/min/1.73m2) en G5 (eGFR < 15 ml/min/1.73m2) werden geëxcludeerd, is weinig informatie beschikbaar over de effectiviteit en veiligheid van hartfalenmedicatie in deze groep patiënten. Recente hartfalenstudies met nieuwe klasse van hartfalenmedicatie includeerden patiënten met HFrEF en een nierfunctie behorend tot CNS stage G4.
In dit review artikel evalueren we de effectiviteit en veiligheid van hartfalenmedicatie in patiënten met HFrEF en CNS. We vonden dat, gericht op de uitkomsten overlijden en het gecombineerde eindpunt cardiovasculaire dood en hartfalen hospitalisatie, de meeste hartfalenmedicatie veilig en effectief zijn tot en met CNS stage G3B (eGFR > 30 ml/min/1.73m2). In CNS stage G4 is er bewijs dat natrium-glucose-cotransporter 2 remmers, en in mindere mate voor angiotensine-converterend enzym remmers, vericiguat, digoxine en omecamtiv mecarbil, veilig en effectief zijn in het reduceren van het gecombineerde eindpunt cardiovasculair overlijden en hartfalen hospitalisatie. In patiënten met HFrEF en CNS stage G5 ontbreekt informatie over de effectiviteit en veiligheid van hartfalenmedicatie voor alle eindpunten.
Kort na het starten van verscheidene klasse van hartfalenmedicatie (angiotensine-converterend enzym remmers/angiotensine receptor-blokkers/mineralocortocoid-receptorantagonisten/angiotensine receptor neprilysin inhibitor/natrium-glucose-cotransporter 2 remmers) wordt vaak een initiële vermindering in de nierfunctie geobserveerd, wat stabiliseert over de tijd, waarbij de klinische effectiviteit van de medicatie behouden blijft. Een vermindering in nierfunctie in een klinisch stabiele of verbeterende context moet daarom geen reden zijn voor het stoppen van levensreddende hartfalenmedicatie.